Bio-energie zit biochemicaliën in de weg

Het stimuleringsbeleid voor bio-energie is een rem op betere toepassingen van biomassa, zo vinden BioBTX en KNN, twee bedrijven in Groningen. Dit beleid drijft de prijs van biomassa omhoog, waardoor de productie van biochemicaliën (beter voor het klimaat, meer toegevoegde waarde) niet van de grond dreigt te komen.

Wood pellet facility
Houtpellets kunnen beter worden omgezet in biochemicaliën dan in energie: hogere opbrengst, meer reductie van CO2-uitstoot.

Subsidie- en quotaregelingen hebben een duidelijke invloed gehad op de prijzen van biomassa. In Duitsland bijvoorbeeld verdubbelde de prijs van houtpellets van 45 €/ton in 2003 naar 90 €/ton in 2010. Ook in Finland verdubbelden de pelletprijzen in deze periode. De pelletmarkt, zo stellen de bedrijven, lijkt een wereldmarkt, maar deze wordt in de praktijk bepaald door de groeiende Europese importen; Europa neemt 85% van de importen van houtpellets ter wereld voor zijn rekening. Die Europese import wordt gedomineerd door vier landen: België, Italië, Nederland en Denemarken; met Nederland als duidelijke koploper. Voor alle duidelijkheid: de pelletmarkt is weer iets heel anders dan de biobrandstoffenmarkt, waarvoor het Europees parlement onlangs de ambities heeft verlaagd.

Pervers effect van klimaatbeleid
De stimulering van het verbranden van houpellets komt voort uit klimaatbeleid, en is bedoeld om de CO2-uitstoot te verminderen. Voor CO2-winst, zo zeggen beide bedrijven, moeten we uiteraard kijken naar de keten. Dan blijkt dat wij hout beter kunnen omzetten in chemicaliën dan dit rechtstreeks verbranden in een kolencentrale: meer milieuwinst. Maar – en hierop hebben we op deze website al vaak gewezen – alleen de rechtstreekse verbranding wordt gestimuleerd door het beleid, en niet de omzetting in biochemicaliën.

Die stimulering heeft twee negatieve effecten. Ten eerste zijn hogere grondstofprijzen nadelig voor de businesscase van biochemicaliën. Deze zijn weliswaar meer waard dan biobrandstoffen, maar het verschil is niet zó groot dat de businesscase van biochemicaliën onafhankelijk zou zijn van grondstofprijzen. Beide markten zijn daardoor gekoppeld. Bovendien – we hebben er onlangs een column aan gewijd – heeft overheidssteun een pervers effect. Banken zien overheidssteun als extra zekerheid en stellen daarom eerder kapitaal beschikbaar aan gesubsidieerde projecten. Geheel in tegenstelling tot de doeleinden van het beleid: steun aan onrendabele projecten vermindert de kansen van projecten die wel op zich rendabel zijn.

Meer CO2-reductie tegen lagere kosten
Veel beleidsmakers nemen de ‘waardepiramide’ van groene grondstoffen als uitgangspunt. De toepassingen met de hoogste waarde zouden voorrang moeten hebben. De waardepiramide blijkt duidelijk uit een prijsvergelijking. De bedrijven vermelden als spotprijs van benzine 880 $/ton (US, maart 2013), en als spotprijs van chemicaliën als p-xyleen 1.620 $/ton (US, maart 2013). Biobased ondernemers kunnen daarom beter chemicaliën maken dan brandstoffen: ze kunnen op deze manier eerder een sluitende businesscase vinden. Maar dan, zo zeggen de auteurs, is het wel belangrijk dat chemicaliën een eerlijke kans krijgen en de biomassamarkt niet leeggezogen wordt door (verplichte) bio-energie en biobrandstoffen. Ook voor overheden is de hogere toegevoegde waarde van biobased chemicaliën interessant omdat er minder overheidssteun nodig is. Door biochemicaliën te stimuleren kunnen overheden eerder hun doelstellingen voor CO2-reductie halen, en tegen lagere kosten.

De bedrijven geven nóg een voorbeeld van concurrentie tussen de energie- en de chemicaliënmarkt bij het gebruik van biomassa. Zij zijn betrokken bij de opzet van een proeffabriek van PHA’s, biologisch afbreekbare bioplastics. De productie van PHA’s concurreert om grondstoffen met bijvoorbeeld het maken van  biogas. Biogas wordt gestimuleerd door de overheid, bioplastic niet. Waarom zou de overheid die laatste categorie niet ook gaan stimuleren? Bijvoorbeeld door sommige producten verplicht biologisch afbreekbaar te maken: sommige verpakkingen, plastic tassen (al lang ingevoerd in Italië), en microplastics in cosmetica, scrubs en tandpasta. Zodat er een level playing field ontstaat met andere toepassingen van biomassa.

Wij zouden dat willen steunen, en meer dan dat. Biokunststoffen zijn in alle opzichten superieur aan biobrandstoffen. Ze reduceren sterker de CO2-uitstoot. Ze zijn economisch waardevoller. Ze zijn innovatiever. Level playing field? Extra stimulans, zouden wij zeggen.

(Visited 2 times, 1 visits today)

Plaats een reactie