Ruud Lubbers: Rotterdam gaat de biohub voor Noordwest Europa worden

Ruud Lubbers, lange tijd premier van Nederland, is nu een van de belangrijkste adviseurs van het Rotterdam Climate Initiative. Energiebesparing, duurzame energie, afvang en opslag van kooldioxide, en biomassa moeten alle bijdragen aan een halvering van de CO2-uitstoot in dit gebied (in 2025, vergeleken met 1990). Zelf ondernemer zijnde, heeft Ruud Lubbers altijd open oog voor mogelijkheden voor het bedrijfsleven. Hij meent dat de regio Rotterdam groot voordeel kan hebben van zo’n beleid. Het is de grootste haven in de omgeving, en bio-energieprojecten rijzen als paddenstoelen uit de grond – de toekomst van Rotterdam ligt in de transitie van fossiele naar bio-based bedrijven.

‘We zien de biobased economy heel breed. Deze bestaat uit drie soorten industriële activiteit: biomassa voor energieopwekking, biomassa voor brandstoffen, en biomassa als grondstof voor de chemie. Deze vormen een drie-eenheid. Als je er een van weghaalt, zullen we geen goed ontwikkelde en goed functionerende biobased economy ontwikkelen. Daarom ontwikkelen we deze gebieden in onderlinge samenhang, waarbij we letten op optimale waardetoevoeging aan de grondstof, op ontwikkeling van handelsfaciliteiten, en vooral op duurzaamheid.’

‘De Rotterdamse haven heeft de ambitie een biohub te worden. De handel in biomassa in Nederland en Noordwest Europa zal een continu en betrouwbaar karakter krijgen. Al vanaf het begin van de twintigste eeuw was continue levering de functie van de Rotterdamse haven, en we zouden graag die rol blijven spelen. Daarom investeren we in nieuwe ontwikkelingen, waarbij we ons omvormen tot ‘Bioport’. We doen investeringen in handel, op- en overslag, en verwerkingsmogelijkheden. Veel bedrijven ontwikkelen innovatieve projecten, en de haven heeft 80 hectare gereserveerd voor toekomstige biobased industrieën.’

‘APX Endex en de haven van Rotterdam hebben het initiatief genomen voor een handelsmarkt voor biomassa. APX Endex gaat zijn handel in olie en gas uitbreiden tot biomassa, in het bijzonder houtsnippers. De fysieke levering vindt plaats in de haven van Rotterdam. De handelsmarkt biedt een transparante prijs aan betrokkenen, gekoppeld aan heldere specificaties op de gebieden van techniek en duurzaamheid. Dit is de eerste in zijn soort ter wereld; Nederland neemt het initiatief. De biobased economy vereist een stabiele toevoer van duurzame grondstoffen.’

Hoe zou Nederland (en Rotterdam) zich moeten opstellen in het spanningsveld tussen eerste en tweede generatie biobrandstoffen?
‘We willen in Rotterdam de ontwikkeling van eerste naar tweede generatie biobrandstoffen ondersteunen. Dit zou op een ordelijke manier moeten gebeuren, ambitieus, in overeenstemming met Europese regels en zonder administratieve kosten. Wij zien de eerste generatie als wegbereider van de tweede; de tweede generatie zal kunnen profiteren van praktische lessen die geleerd zijn met de eerste. Er zijn nu vier fabrieken van biobrandstoffen in het Rijnmondgebied, zij bereiden de weg voor voor de tweede generatie biobrandstoffen.’

Zal Nederland (en de Rijmond), met zijn zware olie-infrastructuur, wel de overstap kunnen maken naar groene chemie? Wat is daarvoor nodig, en in welke periode?
‘Er zijn prachtige initiatieven in de industrie (chemie, voedselverwerking, papier, energie) samen met kennisinstellingen. Maar jammer genoeg is oude wetgeving vaak een obstakel. Zoals Europese importheffingen en quota voor landbouwproducten, waardoor deze niet kunnen worden gebruikt als grondstof voor de groene chemische industrie. Daardoor is de Europese industrie ernstig in het nadeel ten opzichte van Azië, de Verenigde Staten en Brazilië. De biobased economy kan alleen van de grond komen als groene grondstoffen als suiker en ethanol kunnen worden ingevoerd zonder quota, voor wereldmarktprijzen, en met een stabiel investeringsperspectief.’

‘Als haven en industrieel cluster zal Rotterdam een actieve rol vervullen in een transitie naar een biobased economy. We weten uit ervaring dat echte verandering initiatiefnemers vereist, en goed bestuur. We zijn ervan overtuigd dat de biobased economy vaart gaat krijgen als we eenmaal de vruchten kunnen plukken van de veelbelovende initiatieven die hier in Rotterdam (en elders in Europa) worden ontwikkeld.’

‘Groene groei zal een belangrijke bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling van onze regio, vooral bij het vinden van nieuwe industriële kansen. De industrie is nog altijd een kurk waarop de Europese welvaart drijft, en de transitie naar een economie met groene grondstoffen kan de heersende trend van Europese industriële krimp ombuigen. Dit gaat nieuwe economische kansen scheppen waarvan alle Europese landen kunnen profiteren. Naar onze mening ligt het zwaartepunt van marktkansen voor de ontwikkeling van een biobased economy in de delta Rotterdam-Antwerpen. Deze excellente clusters van procesindustrie in deze delta vormen een stevige basis voor de transitie. Bovendien heeft deze regio een groot Europees logistiek netwerk voor grondstoffen, halffabricaten en eindproducten.’

‘Er zal wel aan vier voorwaarden voldaan moeten worden, vooral op Europees niveau. In de eerste plaats moeten we de aanvoer van voldoende grondstoffen tegen wereldmarktprijzen verzekeren. Binnen Europa moeten we de productie van land- en bosbouw verhogen. Ten derde moeten we werken aan harmonisatie van de duurzaamheidseisen. En de afvalwetgeving moet dringend worden herzien.’

Hoe zou Rotterdam zich moeten positioneren in de food vs fuel discussie? Aan welke eisen moet ingevoerde biomassa gaan voldoen? En ontwikkelen de eisen zich momenteel in de goede richting?
‘We moeten zuinig zijn met land en tegelijkertijd zeker stellen dat ieder mens voldoende te eten heeft. Daarom mag de productie van biobrandstoffen nooit de voedselproductie in de weg staan. Maar de discussie over deze zaak is vertekend: hij gaat ervan uit dat de twee aanspraken elkaar in de weg zitten. Dat is maar gedeeltelijk waar. Er zitten twee kanten aan deze zaak. De eerste is de strijd om land tussen voedsel en biomassa. De andere is het gebruik van landbouwafval voor organische meststoffen of voor brandstoffen. Als we voornamelijk afvalstromen gebruiken is er geen conflict tussen voeding en brandstoffen. En we hebben certificering nodig om te verzekeren dat dit inderdaad niet het geval is.’

‘Er zijn zeer deskundige Nederlandse experts op dit gebied. Bijvoorbeeld professor André Faaij van de Universiteit Utrecht, eindredacteur van het hoofdstuk biomassa in het IPCC Special Report on Renewable Energy Technology 2011. Hieruit blijkt dat er genoeg biomassa voorradig is voor de ambities van de biobased economy zonder de wereldvoedselvoorziening in gevaar te brengen, maar alleen onder voorwaarde van goed beheer en duurzaam grondstoffengebruik. De werkelijke uitdaging ligt in het verwezenlijken van die twee voorwaarden.’

Hoe kan Nederland schadelijke effecten tegengaan in productiegebieden van biomassa, zoals uitputting van de bodem, en directe en indirecte verandering van landgebruik? Hebben bedrijven hierin een verantwoordelijkheid (via Ronde Tafels), en in hoeverre moeten overheden tussenbeide komen?
‘Bij een groeiende vraag kan de productie van biomassa onduurzamer worden. Als biobrandstoffen blijven groeien, zonder dat dit goed wordt gecontroleerd en zonder goed beheer van het land, ontstaat het gevaar van grote conflicten over voedselvoorziening, waterbronnen en biodiversiteit. Omgekeerd kan de toepassing van effectieve duurzaamheidseisen zulke conflicten matigen en zelfs leiden tot positieve resultaten, bijvoorbeeld in termen van plattelandsontwikkeling, grondverbetering en een lagere uitstoot van broeikasgassen.’

‘In Rotterdam zijn we overtuigd van het nut van certificering en standaardisering. Inmiddels zijn op Europees niveau criteria vastgelegd om ervoor te zorgen dat de biomassa die Rotterdam binnenkomt, daadwerkelijk voldoet aan alle wettelijke eisen. Bovendien hebben we nationale programma’s voor certificering zoals NTA8080, in januari ten doop gehouden in Rotterdam. Deze vrijwillige standaard is ambitieuzer dan sommige van zijn Europese tegenhangers. RCI pleit ervoor, alleen gecertificeerde biomassa in Rotterdam binnen te laten. Maar RCI pleit ook voor standaardisering van eisen, om verwarring bij kopers van biomassa weg te nemen en internationale vergelijking mogelijk te maken.’

‘Bedrijven die zeggen verantwoordelijk te produceren hebben zeker hierin een verantwoordelijkheid. Zij kunnen het zich niet veroorloven, achteraf te worden geconfronteerd met een grondstof die duidelijk onduurzaam is. Doorgaans zullen grote bedrijven controle willen hebben over hun hele grondstofketen. Maar voor zover ze daar niet in slagen, moeten ze vertrouwen op duurzaamheidscertificaten – de enige manier waarop kleinere bedrijven de duurzaamheid van hun grondstoffen kunnen verbeteren. Overheden spelen hierin een centrale rol, omdat er permanent toezicht nodig is op de geldigheid van deze certificaten. Dat kan niet zonder meer aan het bedrijfsleven worden overgelaten.’

Denkt u dat biomassa internationaal vervoerd moet worden in de vorm van halffabricaten in plaats van ruwe biomassa (om terugvoer van mineralen in productielanden mogelijk te maken)? En in hoeverre leidt dat dan weer tot nieuwe uitdagingen aan de industrie in industrielanden?
‘We kunnen veilig aannemen dat productielanden altijd zullen kiezen voor gebruik van dat deel van de grondstof dat zij zelf nodig hebben. Des te meer omdat zij de mineralen uit de biomassa moeten terugwinnen, om blijvend te kunnen produceren. Het idee dat op grote schaal grondstoffen zouden worden geplunderd uit arme landen gaat niet langer op. Die landen kennen hun situatie nu zelf heel goed, en sluiten steeds betere overeenkomsten met buitenlandse bedrijven. Westerse industrieën zullen zich moeten voorbereiden op een toekomst waarin de wereldhandel steeds meer zal plaats vinden in de vorm van tussenproducten. Dat sluit heel goed aan bij het streven van veel bedrijven om zich toe te leggen op producten met hogere waarde.’

Met dank aan Gateway Magazine

(Visited 3 times, 1 visits today)

Plaats een reactie