Knellende regels

De ontwikkeling van de biobased economy wordt op vele gebieden gehinderd door wetten en regels die niet op de nieuwe mogelijkheden zijn toegesneden. Deze verschillen van land tot land; hier geven we een globaal overzicht, met enkele voorbeelden.

Afvalwetgeving
Afvalwetten zijn gemaakt ter bescherming van de volksgezondheid. Voorbeelden van groene grondstoffen met een risico voor de volksgezondheid zijn mest en slachtafval. Strenge afvalregels zijn vooral ingesteld om de uitbraak van ziekten door achteloos omgaan met zulke producten te bestrijden. Maar op belangrijke punten leiden deze strenge regels tot bizarre beperkingen. Verwerking van een stof die als afval wordt gekenmerkt, mag alleen plaats vinden door afvalverwerkingsbedrijven met een speciale vergunning. Zo mogen vezels uit suikerbietenloof niet worden verwerkt tot papier, omdat ze als afval moeten worden behandeld zodra ze de suikerfabriek verlaten. Uienpellen mogen om dezelfde reden niet worden verwerkt tot kleurstof.

  • Bedrijven die een als afval geregistreerde stof willen verwerken, kunnen problemen krijgen met vergunningen en bestemmingsplannen.
  • Voedselbedrijven willen niet gezien worden als afvalverwerkers en zien om deze reden soms af van gebruik van stoffen die geen enkel risico voor de volksgezondheid meebrengen.
  • Wetgeving verhindert hergebruik in de landbouw van mineralen die uit binnenlandse biomassa worden teruggewonnen, waaronder struviet (fosfaat). Fosfor is schaars en tevens een essentieel element in de voeding van mens en dier, en daarom is dit onwenselijk.
  • Digestaat, het restproduct van anaerobe vergisting, bestaat uit mineralen, humuszuren en onverteerde organische componenten. Het is geschikt als bodemverbeteraar. In sommige landen wordt zijn er regels die deze toepassing beperken, terwijl deze niet gelden voor organische mest.

De huidige afvalwetgeving is nog niet ingericht op de gedachte dat elk afval een grondstof kan zijn.

Onduidelijkheid over GMO’s
Bedrijven die productie op basis van Genetically Modified Organisms (GMO) willen starten, ondervinden problemen bij de vergunningverlening. Er bestaat niet altijd voldoende deskundigheid op dit gebied bij de vergunningverlener, en bedrijven zijn afhankelijk van deze deskundigheid omdat wetten vaak op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd.

Ongelijk speelveld
Er is geen sprake van een gelijk speelveld voor de verschillende biomassatoepassingen. In de praktijk stimuleert Europa vooral het gebruik in de vorm van energie. Dit gebeurt via beleid gericht op productie van duurzame elektriciteit en op de verplichting voor bijmenging van biobrandstoffen. Gebruik van biomassa voor doeleinden hoger in de waardepiramide (materialen, chemicaliën, food en feed) ondervindt hier hinder van, in de vorm van beperktere beschikbaarheid van biogrondstoffen en reststromen, en hogere prijzen.
Een andere vorm van sturing door subsidies vinden we bij biogas. Dit wordt in de richting gestuurd van het maken van elektriciteit, terwijl we het volgens systeemstudies misschien beter kunnen gebruiken als motorbrandstof.

Heffingen en accijnzen
Op veel voedingsmiddelen zit een heffing bij import in de EU. Dat is onder meer het geval bij bio-ethanol. Bij het produceren van etheen is bio-etheen uit bio-ethanol daarom in het nadeel: op de concurrerende grondstof (nafta uit aardolie) rust geen importheffing.
Deze importheffingen strekken zich zelfs uit tot het afval van voedingsmiddelen. RWE/Essent heeft bijvoorbeeld afgezien van import van rijstschilfers voor bijstook in kolencentrales, omdat deze als voedingsmiddelen werden beschouwd en er dus een heffing op zou rusten.
Accijns voor de wegenbelasting wordt geheven per liter. Ethanol heeft een groter volume per eenheid verbrandingswaarde dan benzine. Het gevolg is dat de automobilist méér accijns betaalt naarmate het ethanolgehalte in zijn motorbrandstof hoger is.

Ontbreken van regels
Sommige nieuwe processen leveren producten op die nog niet goed beschreven zijn. Vergunningsverleners weten niet goed hoe ze met zulke producten moeten omgaan. Wanneer biomassa bijvoorbeeld kan worden verwerkt tot biogas of tot pyrolyse-olie, zal de ondernemer vaak voor het eerste kiezen, alleen al omdat dit veel minder problemen bij vergunningverlening met zich meebrengt.

Met dank aan de WTC, Wetenschappelijke en Technologische Commissie voor de biobased economy

(Visited 1 times, 1 visits today)

Plaats een reactie