Patricia Osseweijer: infrastructuur belangrijk voor duurzaamheid

Patricia Osseweijer
Patricia Osseweijer

Duurzaamheid wordt steeds belangrijker voor de biobased economy, aldus Patricia Osseweijer. Zij is hoogleraar in Science Communication aan de TU Delft en onder meer hoofd van de Biotechnology and Society onderzoeksgroep. Dat toenemend belang van duurzaamheid is bijvoorbeeld zichtbaar in de rol van duurzaamheidsonderzoek in de TKI Biobased Economy. Bedrijven geven duurzaamheid steeds meer een plaats in hun strategie. En ook academische instituten moeten zich steeds meer verantwoorden.

Niet meer vrijblijvend
‘Voldoen aan doelstellingen op het gebied van duurzaamheid wordt steeds minder vrijblijvend. Alle te behalen resultaten moeten worden geobjectiveerd, er moeten kwantitatieve doelstellingen worden geformuleerd en gehaald. Terwijl vroeger de nadruk lag op een zorgvuldig proces (transparantie), gaat het tegenwoordig meer om de inhoud, de uitkomst. Dat geldt ook voor onderzoeksinstellingen; deze moeten daarom hun ‘design checkpoints’ op het gebied van duurzaamheid verschuiven naar voren. Vroeger werd na afloop van het proces bekeken of de uitkomst duurzaam was, tegenwoordig moet dit vooraf worden verantwoord, bijvoorbeeld door het toepassen van de principes van de groene chemie.’

De twaalf principes van de groene chemie zijn in de jaren ’90 ontwikkeld door Paul Anastas en George Warner. Ze zijn gericht op het voorkómen van afval bij chemische reacties, en vooral van giftig of mutageen afval. Daartoe moet zo veel mogelijk van de uitgangsstoffen terecht komen in het uiteindelijke product, terwijl reacties bij voorkeur plaats vinden bij normale temperatuur en druk zodat zij zo min mogelijk energie vragen. Chemici moeten er ook rekening mee houden dat hun producten aan het eind van hun levensfase in het milieu terecht komen; ze moeten dan kunnen worden afgebroken tot ongevaarlijke reststoffen.

Zorgvuldige keuze van partners
Patricia Osseweijer is via het onderzoeksprogramma BE-Basic betrokken bij de ontwikkeling van de biobased economy in Maleisië, Vietnam, Brazilië, Duitsland en de VS. Binnen BE-Basic leidt zij het programma ‘Societal embedding of a biobased economy’, waarin onder andere de sociaal-wetenschappelijke en duurzaamheidsaspecten onderzocht worden. De partners, zo zegt ze, zijn zorgvuldig gekozen. Als criteria noemt zij de beschikbaarheid van een redelijk goede infrastructuur, de verwachting dat het project toegevoegde waarde heeft voor de partners, en een goede technologische samenwerking.

Oliepalmplantage
Oliepalmplantage

‘In Maleisië hebben wij een consortium met internationale instituten en bedrijven geïnitieerd. Het businessplan is gericht op duurzaam gebruik van biomassa. Wij brengen daarbij niet alleen technologische kennis in, maar ook kennis van bodem en duurzaamheid. Dat laatste heeft niet alleen betrekking op de manier waarop de plantage wordt aangelegd en bedreven, maar ook op alle andere processen. Dat brengt ook veel sociale vraagstellingen met zich mee, en ook andere vragen met betrekking tot inrichting. Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld steeds: op welke schaal moeten we de betreffende operations uitvoeren? Groot of bij iedere mill? Wat betekent elke oplossing voor infrastructuur, economie, werkgelegenheid, en lokaal welzijn? Infrastructuur is heel belangrijk voor ontwikkeling van een land. Bijvoorbeeld ook voor voedselzekerheid. Een goede infrastructuur kan de afzetmarkt voor boeren verbeteren en zo welvaart helpen ontwikkelen en toegang tot (betaalbaar) voedsel bevorderen.’

Al dertig jaar bio-economie
‘Samenwerking in Brazilië is weer heel anders. Ze hebben daar al dertig jaar een bio-economie. Duurzaamheid is daar ook belangrijk. Ons gezamenlijke onderzoeksbudget is $ 8 miljoen voor 4 jaar. Een flink deel gaat naar duurzaamheid. Wij leren ook van Brazilië. Je kunt daar in de praktijk het belang onderzoeken van lokale en regionale ontwikkeling, werkgelegenheid, en duurzaamheidscriteria voor de ontwikkeling van bio-energie.’

Sojaplantage
Soja wordt in Brazilië vaak op zeer grote plantages geteeld

‘Brazilië gaat nu ook biodiesel uit soja maken. Het Braziliaanse soja-areaal is ca. 3x zo groot als het suikerrietareaal. Het ligt bovendien dichter tegen het regenwoud aan, en gekapt regenwoud wordt vaak direct omgezet in sojaplantages. Daarom is deze sector kwetsbaarder voor inbreuk op duurzaamheidscriteria. De Braziliaanse overheid probeert grootschalige kap van het regenwoud nu tegen te gaan, onder meer door een minimumeis te stellen aan betrokkenheid van kleine familiebedrijven bij de sojateelt; het toekennen van subsidie hebben ze daarvan afhankelijk gemaakt. Het plan loopt nu. Wij zijn onder andere geïnteresseerd in de vraag of deze methode ook toepasbaar is in andere landen. Een onderdeel van dit project is dat André Faaij (Copernicus Instituut) onderzoek doet naar de invloed van bio-energieteelt in Brazilië op biodiversiteit en voedselzekerheid. Wij doen dat in directe samenwerking met academische instellingen in Brazilië.’

Backcasting voor duurzaamheid
‘Een andere samenwerking is onze deelname aan een groot internationaal onderzoek ‘Global Sustainable Bioenergy project’ onder leiding van Lee Lynd van de Thayer School of Engineering in Dartmouth (New Hampshire, USA). Eén van de vragen in zijn onderzoek betreft de noodzaak van bio-energie: is die echt nodig of zijn er ook andere energiesystemen mogelijk? Hij komt tot de conclusie dat biobrandstoffen noodzakelijk zijn op de korte en middellange termijn, en onderzoekt of daar voldoende landbouwgrond voor beschikbaar is. Het is een heel breed onderzoek waar onder meer OECD en IEA aan meedoen. Het programma legt relaties naar voedselzekerheid, double cropping, diverse diëten etc. Vanuit die bevindingen redeneren de onderzoekers terug naar de vraag hoe duurzaamheid er nu uit zou moeten zien. Een bijzonder onderzoek, omdat discussie en experiment hier bij elkaar komen.’

‘Onze groep onderzoekt vooral de maatschappelijke aspecten van duurzaamheid, de zogenoemde soft impacts. Wij doen onder meer perceptieonderzoek in verschillende culturen. Welke waarden hanteert men, en hoe bepalen die de visie op duurzaamheid in deze cultuur? Wij bekijken drie kwalitatieve aspecten: maatschappelijke en ethische aspecten; de vraag of deze in het ontwerp van industriële processen goed worden toegepast; en de communicatie daarover, waarbij we streven naar effectieve en efficiënte designs. Hierin onderzoeken we bijvoorbeeld de rol van emoties. In sommige landen, zoals Maleisië, is het niet gemakkelijk, de mening van de bevolking te peilen. Het is een sterk hiërarchisch ingesteld land. Maar Maleise bedrijven staan positief tegenover onze initiatieven. En het centrale gezag in Maleisië is sterk genoeg om duurzaamheidsafspraken af te dwingen. Twee belangrijke factoren om in dat land actief te zijn.’

(Visited 7 times, 1 visits today)

Plaats een reactie